Is het beslist noodzakelijk je hond jaarlijks te laten inenten tegen van alles en nog wat? Of zijn er andere mogelijkheden?
Drs. Annemarie van Stuijvenberg, dierenarts
Certified Canine Rehabilitation Practitioner
Afgelopen najaar werd er een workshop georganiseerd over de zin en onzin van vaccineren en de stand van zaken met betrekking tot de nieuwste entstoffen. Op deze avond vertelde mevrouw Ing. S. Scholtens-Schiereck, vaccinatie consulente, van alles over de verschillende aspecten van het vaccineren. Vragen vanuit het publiek vormden de leidraad van de avond. Hierdoor bleef het niet bij een abstract verhaal, maar kregen de aanwezigen duidelijke antwoorden op vragen als ‘hoe zit het met de maternale immuniteit?’, ‘waarom moeten pups drie keer worden gevaccineerd?’, ‘waarom moeten honden tijdens hun leven regelmatig worden gevaccineerd en mensen niet?’, ‘hoe zit het met de werkingsduur van vaccins?’, ‘kan je een drachtige teef vaccineren?’ en ‘hoe zit het met de vaccinatie tegen kennelhoest?’. Het werd voor de aanwezigen een leerzame avond! In deze tijd van het jaar, nu de entingen weer volop in de belangstelling staan, wil ik u graag deelgenoot maken van hetgeen deze avond is besproken.
Wat is een vaccin?
Voordat we het gaan hebben over vaccineren is het handig even stil te staan bij wat een vaccin nu eigenlijk is. Een vaccin –entstof- is een verzwakte ziektekiem die ervoor zorgt dat de hond immuun wordt voor de betreffende ziekteverwekker. De verzwakte ziektekiem kan dood of levend zijn (dood of levend vaccin). De meeste vaccins worden via inspuiting -injectie onder de huid of in de spieren- gegeven. Maar er zijn ook vaccins die via enkele druppeltjes in de neus worden gegeven. Dat klinkt eng, een neusdruppelenting, maar het is niets anders dan een paar druppeltjes in de beide neusgaten. Daar komt dus geen naald aan te pas.
De keuze van een vaccin is afhankelijk van de mate van bescherming die is gewenst en van de leefsituatie van de hond: bijvoorbeeld tegen welke ziekten moet er worden gevaccineerd, de leeftijd van de hond, is de hond bijvoorbeeld drachtig, enzovoorts. In overleg met de dierenarts kan er worden bepaald tegen welke ziekten er beslist moet worden gevaccineerd en tegen welke ziekten het verstandig is misschien ook te vaccineren. Of dat het misschien beter is nog even te wachten met de nodige vaccinaties.
Een levend vaccin biedt de meeste bescherming, maar geeft ook meer kans op mogelijke lichte ziektesymptomen. Een dergelijk vaccin gebruik je dus liever niet bij puppen, bij verzwakte dieren of bij drachtige teven. Een neusdruppelvaccin geeft snelle bescherming op de plek waar de infectie binnenkomt.
Waar tegen vaccineren?
Een aantal ziekten heersen nog steeds in Nederland. Dat zijn ziekten waartegen in ieder geval gevaccineerd moet worden. Zeker als het om ziekten gaat die uiterst besmettelijk zijn en vaak een dodelijke afloop hebben. Dit geldt voor hondenziekte (canine distemper), hepatitis (adenovirus) en leptospirose (ziekte van Weil). Daarnaast zijn er ziekten die niet noodzakelijk een slechte afloop hebben, maar die bijzonder hardnekkig zijn en voor het dier een sterk conditieverlies met zich meebrengen, zoals bijvoorbeeld infecties van de voorste luchtwegen (kennelhoest, infecties met Bordetella bronchoseptica en paraïnfluenza).
Gaat de hond naar het buitenland, dan is een rabiësvaccinatie (hondsdolheid) noodzakelijk. Deze is pas na minimaal 3-4 weken geldig. Dus als u op reis gaat, informeert u dan goed bij uw dierenarts of bij de ambassade van het land waar u heen wilt reizen met uw hond, wat de regels zijn (ambassade.startpagina.nl). Ook voor het invoeren van een hond in Nederland zijn er regels. Bent u van plan een hond in het buitenland aan te schaffen, informeert u dan ook weer even bij uw dierenarts. Of kijk op de website van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (www.hetlnvloket.nl).
Hoe vaak vaccineren?
Standaard worden de volwassen honden in Nederland om het jaar gevaccineerd tegen hondenziekte (canine distemper), hepatitis (adenovirus) en de ziekte van Parvo. Bij uitbraken van één van deze ziekten kan hiervan worden afgeweken. En uitbraken komen nog steeds voor, ook in Nederland! Tegen de ziekte van Weil (leprospirose) en tegen paraïnfluenza moet jaarlijks worden gevaccineerd.
Voor wat betreft rabiës geldt dat binnen Europa niet meer jaarlijks hoeft te worden gevaccineerd, mits er gebruik is gemaakt van een nieuw, modern vaccin, geproduceerd door een Nederlandse fabrikant, namelijk Nobivac van Intervet. Andere rabiësvaccins zijn binnen de Europese Unie slechts voor één jaar geregistreerd en moeten jaarlijks worden gegeven.
Vaccineren van pups
Voor pups is het een ander verhaal. Pups, net als alle jonge dieren, zijn het meest gevoelig voor allerlei infecties. Via de placenta (circa 10%) en via de moedermelk (circa 90%) nemen zij antistoffen op, mits de moeder altijd goed is gevaccineerd, natuurlijk. De sterkste pups nemen meestal de meeste moedermelk op en krijgen zo de meeste antilichamen binnen.
Immuniteit die zo wordt verkregen noemen we de maternale immuniteit. Deze beschermt de pups tegen virussen in de omgeving. Op een leeftijd van circa 6 weken is deze maternale immuniteit uitgewerkt en moet de pup op een andere manier worden beschermd. Dat is het moment voor de eerste vaccinatie. Op dat moment moet er worden gewerkt aan een snelle en effectieve opbouw van immuniteit. Dat gebeurt door de pup op 9 weken nogmaals te vaccineren en door op 12 weken een volledige cocktail vaccinatie te geven. Daarna worden de pups jaarlijks gevaccineerd, volgens hetzelfde schema als de volwassen honden.
Pups die weinig maternale antilichamen hebben binnengekregen, bijvoorbeeld omdat de moeder niet of niet goed is gevaccineerd of omdat ze weinig of geen moedermelk hebben kunnen krijgen, kunnen al op jongere leeftijd –jonger dan 6 weken- voor het eerst worden gevaccineerd.
Drachtige teven
Teven worden bij voorkeur niet tijdens de dracht gevaccineerd. Als het echt niet anders kan, bijvoorbeeld bij een ziekte uitbraak en een slecht gevaccineerde teef, dan kan er in overleg met de dierenarts voor een geschikt vaccin worden gekozen dat dan in de 3e tot de 6e week van de dracht kan worden gebruikt.
Waarom honden zo vaak en mensen zo weinig?
Dat mensen na hun kindertijd niet meer gevaccineerd worden terwijl honden wel jaarlijks –en tegen sommige ziekten om het jaar- moeten worden geënt is maar ten dele waar. Ook bij de mens zijn er verschillen in de opbouw van weerstand tegen diverse ziekten en de manier waarop een vaccinatie daartegen beschermt. De vaccinatie die kinderen krijgen, de DKTP prik, biedt een goede, langdurige bescherming.